De Zeebrugse in Nederlandse handen, de Oostendse door de zwarte hand getekend, de Nieuwpoortse, niet door de voorzienigheid, maar wel door Antwerpse goede zorgen voorlopig gered.
Vrij snel, na de bevrijding, reorganiseerde de Belgische overheid de reddingsdiensten aan de kust. Omdat geen van de vroegere geroeide en gezeilde reddingsboten de oorlog hadden overleefd en ondertussen de techniek al heel wat verder was gevorderd werd bij onze bevrijders in Engeland een bestelling geplaatst van drie reddingboten van het verbeterde Watson type, bij de werf van Samuel White op het eiland White.
(zie: https://en.wikipedia.org/wiki/Watson-class_lifeboat)
De reddingsboot voor Oostende, laten wij hem de Watson III noemen, maar in feite heet hij Reddingsboot 3, werd op 12 juli 1948 te water gelaten en, u raadt het nooit, in Oostende gestationeerd. Niet lang daarna gevolgd door de Watson II voor Nieuwpoort, dus Reddingsboot 2, en de Watson I voor Zeebrugge, Reddingsboot 1.
Deze laatste werd in 1985 ernstig beschadigd doordat er een davits op was neergekomen van maar liefst 3,5 ton. De juiste omstandigheden zullen aan de enthousiastelingen wel bekend zijn, maar doen niet veel ter zake: uiteindelijk belandde het vaartuig in het “Jan Lels Redding- en Veerdienstmuseum” in Hoek van Holland, waar het voorheen, ongerestaureerd en met beschadigd achterschip, tentoongesteld stond naast de recentere stalen reddingsboot President Jan Lels uit 1930, bovenop een oude munitiebunker. Zie foto. Deze Zeebrugse reddingsboot, die terecht als een deel van ons maritiem erfgoed kan beschouwd worden, ging dus voor ons op die manier voor goed verloren, maar hij bestaat tenminste nog grotendeels.
![]() |
||
De gehavende Zeebrugse “Reddingsboot 1” in het Jan Lels Redding- en Veerdienstmuseum in Hoek van Holland. |
Veel slechter verging het de Reddingsboot 3 van Oostende, soms de Watson III genoemd. In 1980 werd hij uit de vaart genomen, een vijftal jaren vóór zijn Zeebrugse en Nieuwpoortse zusterschepen.
In het kort kan zijn geschiedenis als volgt worden weergegeven:
In 1946 samen met de Reddingsboot 1 van Zeebrugge en 2 van Nieuwpoort besteld bij de werf Samuel White op het eiland Wight.
Op 12 juli 1948 daar te water gelaten met het Ministerie van Verkeerswezen als wettelijke eigenaar.
Hij werd als eerste van de drie in 1980 uit de vaart genomen en voor onbepaalde tijd in bruikleen gegeven aan het gemeentebestuur van Koksijde die het vaartuig bij het Nationaal Visserijmuseum in open lucht opstelde.
Na de staatshervorming in 1994 werd de eigendom van de Reddingsboot 3 overgedragen aan het Vlaams Gewest.
De dienst VLOOT (Agentschap voor maritieme Dienstverlening en Kust) van de Vlaamse Overheid werd daarbij juridisch de nieuwe eigenaar. Dit had echter onder meer voor gevolgd dat er geen beheerspremies in het kader van de beschermingsbesluiten als “varend erfgoed” konden worden toegekend. Gewesten hebben blijkbaar geen recht op.
Na de plaatsing op het droge in het Visserijmuseum ging de toestand van de Reddingsboot 3 van Oostende snel achteruit.” ( Maarten Van Dijck, 2013, Agentschap onroerend Erfgoed, zie verder).
In 2002 werd hij door het Gemeentebestuur van Koksijde op zijn beurt in tijdelijke bruikleen gegeven aan de vzw Archonaut in Brugge voor onderhoud, herstel en restauratie. Deze vereniging had tot doel de basistechnieken van houtbewerking aan de hand van restauratie schepen aan te leren en als erkend erfgoedpartner van varend erfgoed deze te behouden door historisch waardevolle schepen te restaureren. Door het verzorgen van een degelijke opleiding en begeleiding lieten zij cursisten doorgroeien naar een volwaardige job in de traditionele scheepsbouw of bouw – en restauratiesector. Hierbij richten ze zich zowel op kwetsbare groepen als vaklui die zich willen specialiseren. Een jaar later, dus in 2003, werd het vaartuig daar inderdaad daar naar toe gebracht en kwam er buiten onder een afdak te liggen.(Zie foto).
Op 28 maart 2011 werd het erkend als beschermd varend erfgoed (dat dus blijkbaar niet fanatiek ook echt hoeft te kunnen of willen varen). Een goed jaar later, op 7 november 2012 droeg het gemeentebestuur van Koksijde het bruikleen er van voor goed over aan deze vzw.
Om toch aan onderhouds- en restauratiesubsidies te geraken droeg de toenmalige Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare werken Hilde Crevits (tien jaar later…) tenslotte in januari 2012 ook het wettelijk eigendomsrecht van het vaartuig over aan deze vzw.
Deze vereniging werd in 2016 echter stop gezet. Haar vereffening werd onlangs beëindigd.
Het is ons niet duidelijk wat er sinds eind 2002 in Brugge aan onderhoud en restauratie al dan niet aan de Reddingsboot 3 van Oostende is gebeurd. Evenmin wie nu de nieuwe eigenaar is van het vaartuig of van hetgeen er nog van overblijft.
Slechts één zaak kan niet worden ontkend: gedurende zijn jarenlang verblijf bij de vzw Archonaut in Brugge is het blijkbaar door de Zwarte Hand gebrandmerkt geworden. Zie foto.
(Voor details tot en met het jaar 2013 zie https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/99066)
![]() |
||
De Oostendse Watson III, of beter gezegd hetgeen er nog van overblijft, bij de vzw Archonaut. Door “de zwarte hand” gebrandmerkt. En dat is nog een heel andere categorie dan Babbeloere of de Roesschaert. Zie op de foto midden onder de waterlijn. |
Nu de vereniging Archonaut dus onlangs in vereffening is gegaan en de gebouwen definitief zijn gesloten kunnen wij slechts na middernacht in de kelders van het Steen bij de Zwarte Madam te rade gaan. Misschien zou zij in haar kristallen bol kunnen zien wat de toestand en toekomst wel zou kunnen zijn van dit stukje maritiem verleden van aan onze kust, en vooral dan van Oostende, naast de Antwerpse Mercator naar eigen zeggen steeds enorm begaan met haar eigen maritiem verleden.
Met de Nieuwpoortse reddingsboot, die wij de Watson II noemen, maar in feite Reddingsboot 2 heet, is het gelukkig een heel ander verhaal. Evenals de Zeebrugse rond 1985 uit het water gehaald werd deze in 1987 voor onbepaalde duur door het toenmalig Ministerie van Verkeerswezen in bruikleen gegeven aan de stad Antwerpen. Waar hij tot voor kort, zo een goede 30 jaar lang, in een hangar naast het Steen, naast andere historische schepen van het voormalig Nationaal Scheepvaartmuseum, tentoon gesteld heeft gestaan. (Na voorheen 40 jaar in actieve dienst te zijn geweest.) Zijn toestand is hierdoor ronduit goed te noemen, en overeenkomstig deze van een 70 jaar oud houten schip dat decennia lang goed beschermd en gesoigneerd op het droge heeft gestaan.
![]() |
||
De reddingsboot van Nieuwpoort, van de verbeterde Watson-classe van 1946, tot voor kort “als een goede huisvader” in permanente bruikleen tentoongesteld onder de hangars naast het Steen, nu door Nieuwpoort “geërfd” en tijdelijk (?) in open lucht opgesteld bij de KYCN. |
Sinds maart 2011 als varend erfgoed beschermd, zette de stad Antwerpen, nu druk bezig met het ontwerpen en inrichten van nieuwe maritieme musea, waaronder een voor de Doelse koggen, op de oude droogdokken site, onlangs het bruikleen van Het Vlaamse Gewest stop.
De reddingsboot werd vervolgens aangeboden aan het gemeentebestuur van Nieuwpoort dat de schenking er van op 25 oktober laatsleden heeft goedgekeurd. Het beschermde vaartuig staat momenteel voorlopig opgeslagen bij de Koninklijke Yacht Club Nieuwpoort op de Krommehoek. Weliswaar goed vlak gelegd op twaalf prefab betonplaten. De decoratieve grenenhouten stutten zijn daarbij als toemaatje vanuit de koekestad meegekomen. Het vaartuig ligt naar onze mening voor het ogenblik (9 nov 2018) onvoldoende beschermd tegen regen, wind, zand, sneeuw , ijs, hagel, vleugels-drogende aalscholvers, agressieve zeemeeuwen en…souvenirjagers. Zijn definitieve locatie is voorlopig nog onbekend . “Vooral de historische kant van die boot spreekt ons aan”, zegt burgemeester Geert Vanden Broucke in een officiële persmededeling waarin “consciuus per abuus” ook de naam van zijn partij wordt vermeld. Hartverwarmend is dit wel, wanneer men bedenkt dat er geen parkeergeld, haventaks of tweede verblijftaks op kan worden geheven. Voor onderhouds- of restauratiesubsidies zou het dit keer echter wel in aanmerking kunnen komen.
Voor enthousiastelingen en modelbouwers, voor zover nog niet onder de eersten begrepen, een niet te missen buitenkans.
Zie in deze context ook:
Artikel van Siegfried Depoorter “Reddingsboot Watson III” in Het Disseltje, 35-4, blz. 83-84
en Raymond Van Ael, 9 nov 2018
Door de tijdelijke vereniging gevormd door de firma’s Soetaert uit Westende en Braet uit Nieuwpoort werd in november 1989 begonnen met de afbraak van de aanlegsteiger en boothuis van de loodsboten in de Nieuwpoortse havengeul. In de volksmond sprak men van ‘het Blekken Kot’ als verwijzing naar het gebruikt materiaal. Daarna zal een volledig nieuwe steiger worden gebouwd, ten behoeve van het Zeewezen. Het totaal bedrag der werken wordt geraamd op 20.500.000 fr.
Het ‘Blekken Kot’ werd in 1948-1949 gebouwd als berging voor de reddingsboot ‘Watson’ welke op 1 december 1948 te Nieuwpoort in gebruik werd genomen. Deze boot deed tot medio maart 1986 dienst en werd dan vervangen door de ‘oude’ loodsboot van Oostende, welke aan Nieuwpoort werd overdragen. Een nieuwe loods voor het bergen van het vaartuig is evenwel niet meer voorzien. Na de afbraak van ‘Het Blekken Kort’ verdween aldus na veertig jaar een typisch beeld van de plaatselijke havengeul.
Onze gegevens ontlenen wij hoofdzakelijk aan gesprekken met wijlen Remi Vermoote (Oostduinkerke 1898-1985) en aan wijlen Victor Schallier (Bredene 1907-1985).
Remi Vermoote kwam in oktober ’38 in dienst te Nieuwpoort als leerling-loods. Waterschout was toen de heer Van Mol. Uit de jaren voor 1914, toen hij nog als ‘jongen’ vaarde, herinnerde hij zich de twee loodsboten welke te Nieuwpoort in gebruik waren: zeilvaartuigen met een kiellengte van zowat 20 meter. Bij beurt lag het ene loodsvaartuig in zee, het andere in rust in de ‘bassing’ (Vlotkom). Bij nacht ‘fakkelde’ men, wijl bij dag de loodsboten vlaggen uitstaken.
Tijdens de dienstjaren van Remi Vermoote te Nieuwpoort waren er normaal drie mannen van wacht: 24 uur op 24 uur af. Bij 7-8 Beaufort werd men opgeroepen voor de kleine ‘permerensje’. Bij zware storm was er uiteraard ‘grote permerensje’ en dit betekende dat veiligheidshalve de roeiboot in zee werd gestoken en ook de wiptoestellen gereed werden gezet.
Iedere maand was er oefening voor de wacht, welke bestond uit plaatselijke vissers-vrijwilligers. Deze oefening vond plaats op een zaterdag, als de vissers ‘thuis’ waren. Met behulp van de Latiz-vrachtwagen (toegekomen te Nieuwpoort op 12 augustus 1947) werd de roeiboot, welke op een wielstel stond in zee getrokken. Deze roeiboot stond opgesteld in het Loodsgebouw, aan de monding van de IJzer. Op de vrachtwagen stond tevens het wiptoestel gemonteerd. Voorheen werd de roeiboot in zee getrokken met paarden, van onder meer landbouwer Louis Ureel uit de Hoogstraat. Normaal waren er een achttal roeiers, naast ‘twee mannen van de dienst’.
![]() |
Redders van de Nieuwpoortse Permanentie op 23 augustus 1925. H. Cloet (schipper), G. Ghys (N818), A. Van Hove (N717), H. Ghys (loodswezen), L. Legein (visser), F. Vanelverdinghe, P. Pyliser (visser), F.Dujardin (jachtwachter), M. Debruyne, E. Cloet, E. Goderis. |
Benevens deze roeiboot beschikte men ook over een motor-reddingsboot, de ‘Minister Lippens’. Dit vaartuig werd in 1931 in het Deense Kopenhagen gebouwd. Het vaartuig had een ijzeren mast, een kajuit, een lengte van 10,35 meter, een breedte van 3,25 meter, een diepgang tussen 30 en 36 cm, en was uitgerust met een dieselmotor van 60 PK. De ‘Minister Lippens’ zou later, op 11 september 1964, worden verkocht, en deed nog jarenlang dienst voor een privébedrijf. Als loods deed men in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog regelmatig dienst aan boord van de vele Engelse zeilschepen, die te Nieuwpoort, ‘brieken’ (bakstenen) kwamen ophalen. Eén van de gekendste vaartuigen was ‘The Hawarden Castle’, waarvan de kapitein bekend stond om zijn moed, ook toen vlak voor de vijandelijkheden, mijngevaar dreigde. Hij wist altijd te vertellen: “Die mijnen worden toch door het boegwater weggeduwd.” Jammer, maar het vaartuig is toch in de lucht gevlogen, aldus Remi Vermoote.
Victor Schallier belandde in mei 1931 bij de Nieuwpoortse loodsdiensten, dit in zijn functie van motorist op de ‘Minister Lippens’, welke toen in gebruik werd genomen. Oorspronkelijk was de ‘Minister Lippens’ uitgerust met een benzinemotor een 4 cilinder – Fordson. Het vaartuig werd in 1940 gebruikt bij de vlucht naar Groot-Brittannië. Daar deed het dienst in Newlyn. De Britten staken er meteen een 6-cylinder Parkinson dieselmotor in. De ‘Minister Lippens’ was een platbodem, geen kiel dus, wijl de schroef in een tunnel zat, waardoor men tot op het strand kon laveren. Het vaartuig werd bediend met een helmstok in plaats van een stuurrad: de schipper stond ‘bloot’ aan de helmstok.
Toen Victor Schallier in dienst kwam te Nieuwpoort onder Waterschout Barbé, was het Waterschoutambt gevestigd in de Potterstraat, waar ook schipper Van Wouw zijn bureau had. Victor Schallier zou, tot hij in 1967 op rust ging, volgende waterschouts kennen: Barbé, Van Mol, Luyens, Delanghe, Depoorter, Carlier, Van Loo, Lefevere, en Van der Mijnsbrugghe.
De loodsdienst bestond in de jaren dertig uit de loodsen Gusten Cloet, Charles Blondé, Leon Vanhove, Miel Larssens, naast ‘de mannen van de dienst’, zoals machinist Bultheel, Henri Verlez, Fons Vanhoorne en Jan Provoost. Als motorist deed Victor Schallier 8 u dienst per dag. Voor de loodsen bestond het werksysteem uit 24 uur op, 24 uur af.
Op 1 december 1948 kreeg Nieuwpoort de nieuwe ‘Watson’ – reddingsboot. In feite had men reeds medio het jaar dergelijk vaartuig moeten krijgen, maar Oostende had de op 7 juni 1948 uit Groot-Brittannië aangekomen ‘Watson’ aangeslagen. In afwachting deed de ‘Anseele’ uit Oostende dan maar enige maanden dienst te Nieuwpoort. Terwijl het ‘Blekken Kot’ in aanbouw was, lag de ‘Watson’ gemeerd in de Vlotkom. Na ieder gebruik moest de ‘Watson’ binnen worden gehaald, bij middel van een stel davits. De type Watson-reddingsboten, waarvan er één exemplaar nu bewaard is gebleven op het domein van het Nationaal Visserijmuseum te Oostduinkerke, warel vooral bekend door het sierlijk uiterlijk en het vele koperbeslag dat netjes gepoetst en onderhouden werd door de mannen van het Zeewezen. Het ‘buitenzetten’ van de reddingsboot eiste in ieder geval een knap stukje zeemanschap.
Daarnaast had het Nieuwpoorts Loodswezen ook nog de beschikking over de ‘Redeboot nummer 1’ om de loodsen aan boord te brengen of om defecte vissersvaartuigen op te slepen. Ja, er was uiteraard ook nog de roeiboot, welke bij de maandelijkse oefenstonden ‘achterwaarts’ in het water werd gestoken. Vooraleer dit gebeurde met de tractor-wagen Zatiz maakt men hiervoor gebruik van een oude Britse legercamion.
De roeiboot werd bemand met vrijwilligers – vissers als Door Ghys, Gustje Vanhoutte, Achiel Zwertvaegher, Door Sys, Henri Cloet, Marre Dujardin (n.v.d.r. paardenvisser Marius), Gust Calcoen, Mongsje Geryl, de broers Mercy.
In 1939 ontvingen Julien Vandepitte (n.v.d.r. vader van Marcel en Anna, grootvader van Johan en grootoom van o.a. secretaris Luc Vanmassenhove), Leon Vanhove en Victor Schallier een erediploma van de Franse Overheid, na een geslaagde reddingsoperatie. Het diploma hangt trouwens nog steeds in de Trapzaal van het Loodsgebouw.
Op de ‘Trapegeer’ was een sleepboot, die een lichter op sleeptouw had, vastgelopen. De sleepboot dreigde middendoor te breken. Er viel bij deze gevaarlijke reddingsoperatie jammerlijk één dode te betreuren, namelijk de stoker-machinist die toen hij vanuit de sleepboot ‘l Yser uit Duinkerke naar de Nieuwpoortse reddingsboot oversprong, in het water viel, en verdronk.
In de jaren 1945-1948 stonden Remi Vermoote en Victor Schallier ook in voor het aansteken én van het vuurtorenlicht én van de beide staketsellichten. Dit gebeurde volgens een wekelijkse beurtrol. Langs een rechtsopstaande ladder diende men de 15 meter hoge pyloon welke dienst deed als ‘vuurtoren’ te beklimmen. Bovenop bevond zich een boeilicht, bedekt met een glazen ‘kap’, die open kon worden geslaan. Het licht werkte met een systeem van een gloeikous. Vooral bij koude en wind, wanneer de vingers waren verkleumd, gebeurde het wel eens dat de gloeikous wegwaaide. Daarom had men steevast een reserve gloeikous mee. ’s Winters kwam het bovendien meermaal voor dat de laddersporten beijzeld en bevroren waren. Op die dagen trok men best de schoenen uit: het was veiliger op kousenvoeten naar omhoog te klimmen. In een ‘kotje’ aan de voet van de pyloon, stonden de gasflessen (acetyleen) opgestapeld, waarmee het vuurtorenlicht brandend werd gehouden. Een even grote zorg was het, op te letten dat de lucifers, waarmee de gloeikous werd aangestoken, bleven branden. Geen wonder dat men meer dan één doosje ‘sulfers’ meenam. .. Verkleumd kon dan de terugweg aangevat worden, naar de plek waar veerman Berten Goderis met zijn jol te wachten lag, om de IJzerstroom terug over te steken… Ook geen lacheding, bij winter- en stormweer!
Kwam daarbij dan nog het aansteken van de lichten op de staketselhoofden. Nadat de Duitsers hadden geprobeerd de staketsels in brand te steken, werden op de ‘kopjes’ als noodoplossing, houten hokjes, met daarop een boeilicht, geplaatst. Op de plaatsen waar de dwarsbalken waren vernield lag slechts een wankele plank. De gasflessen werden weliswaar bij dag met de roeiboot naar de kopjes geroeid. Als er veel ‘zwel’ (deining) in het water was, was dit niet zo gemakkelijk. Men moest er zorg voor dragen niet tegen de kapotte balken geduwd te worden, want die zaten vol ‘houtsplinters’. Met takels werden dan uiteindelijk de gasflessen uit het roeibootje opgehaald.
De Loodsdiensten hadden ook de zorg over de havenlichten. In de eerste naoorlogse werkten deze havenlichten op basis van propaangas. Per etmaal moest men een andere fles ‘aanzetten’. De havenlichten werkten met zonnekleppen en sloegen automatisch af en aan. Om de week diende de glazen te worden gereinigd. Op 10 augustus 1952 werd ter hoogte van het ‘Blekken Kot’ , op de oever, een elektrische hoogspanningscabine in werking gesteld, zodat de lichten op het ‘hoofd’ (staketsel) en de havenlichten voortaan elektrisch konden worden bediend. Maar het gassysteem bleef nog behouden voor eventuele noodgevallen. Ondertussen, in de loop van 1949 was ook de nieuwe vuurtoren, met vuurtorenwachter Danneels, in werking getreden. In oktober 1947 werd een mistklok geplaatst op het westerstaketsel, wijl op 6 oktober 1958 het oosterstaketsel werd uitgerust met een mistsirene (nautofoon). In hetzelfde jaar werd trouwens het nieuw loodsgebouw in gebruik genomen.
De taak van de Loodsdiensten te Nieuwpoort bestond en bestaat ondermeer in het registreren van de in- en uitvarende boten, de windkracht, de zichtbaarheid en het peil van de IJzermonding, het bedienen van de seintoestellen voor het dag- en nachtgetij, het beloodsen van de vreemde vaartuigen.
Op 20 december 1988 werd de Loodsdienst de gloednieuwe Redeboot nummer 15 toegewezen. Deze verving meteen de Redeboot nummer 1, met bouwjaar 1973, in dienst te Nieuwpoort sedert oktober 1975. Voorts bleef de Redeboot nummer 16 in dienst. Dit vaartuig werd gebouwd in 1958, en is in dienst te Nieuwpoort sedert oktober 1981. De gloednieuwe Redeboot 15 werd gebouwd door het Scheepvaart – en Konstructiebedrijf (SKB) te Antwerpen. Het vaartuig heeft een stalen romp met een opbouw in aluminium. Totale lengte 21 meter. In het midden is er een diepgang van 1,18 meter. Het vermogen van de twee dieselmotoren bedraagt tweemaal 47 PK, waardoor een snelheid van 11 knopen kan worden bereikt. De redeboot omvat radar, kompas, signaalhoorn, schijnwerper, echosounder. Zijn eveneens aanwezig aan boord: centrale verwarming, een bemanningsruimte met afgescheiden toiletten, een opblaasbaar reddingsvlot voor tien personen, reddingsboeien en gordels, brandslangen en blustoestellen.
Jacques Beun in: MDB 03/1990.
Sinds 28 maart 2011 wordt de Reddingboot 2 als varend erfgoed beschermd. Zusterschip Reddingboot 3 geniet dezelfde beschermde status.
Reddingsboot gered!
In april 2018 besloot de stad Antwerpen de bruikleen stop te zetten. Wat voor Nieuwpoort de uitgelezen kans was om onze Reddingboot 2 naar de kust te laten komen. Vlaanderen wijst onze stad het eigendom toe. Op 25 oktober 2018 aanvaardde de Nieuwpoortse gemeenteraad de schenking van het schip.
Het schip keerde daarop terug naar Nieuwpoort, zijn eerste thuisbasis. In afwachting van een concreet restauratieplan kreeg Reddingboot 2 een tijdelijk onderkomen bij de K.Y.C.N. op de Kromme Hoek.
Het startschot voor de restauratie kwam er op vrijdag 26 februari 2021, toen het schip werd overgebracht naar een loods vlakbij het Kattesas. In dit geïmproviseerd droogdok wordt de komende drie jaar hard gewerkt om Reddingboot 2 in volle glorie te herstellen en opnieuw vaarklaar te maken.
Sinds 28 maart 2011 wordt de Reddingboot 2 als varend erfgoed beschermd. Dit schip is een prachtig bewaard werkinstrument van de Belgische reddingsdienst na de Tweede Wereldoorlog. Het toont ons de sporen van onze maritieme geschiedenis en fungeert als een tastbare herinnering aan het verleden.
Om dit uniek stuk Belgisch en Nieuwpoorts maritiem erfgoed te bewaren, drong een grondige restauratie zich op. Dit project zal vermoedelijk drie jaar duren. Elk onderdeel moet geïnspecteerd worden, van de romp tot de vele koperen elementen. Ook de motoren krijgen een revisie.
Voor de restauratie wordt gebruik gemaakt van originele wisselstukken afkomstig van Reddingboot 1 die zich ook in de loods bevindt. Deze boot is te zwaar beschadigd om nog hersteld te worden, maar doet wel dienst als kijkmodel.
Stad Nieuwpoort trekt voor de restauratie 90.000 euro uit. Verder wordt nagegaan wat mogelijk is op vlak van subsidies.
Watson 2 Nieuwpoort | Inventaris Onroerend Erfgoed
De Watson heeft een rijke geschiedenis. Het was één van de drie reddingsboten die na de oorlog besteld werd voor de reddingsdienst aan zee. Er was er één in Zeebrugge, één in Nieuwpoort en de Watson 3 in Oostende. De reddingsboten van het Watson-type hadden een reputatie vanwege hun hoge zeewaardigheid, zelfoprichtend vermogen en onzinkbaarheid door de luchtdichte compartimenten.
HLN 3 maart 2018
![]() |
De Nieuwpoortse Watson ligt ondertussen professioneel goed ingepakt en beschermd onder een nieuw volledig aansluitend zeil op restauratie te wachten bij de KYCN, Krommehoek. Beslist een proficiat aan het stadsbestuur waard. De originele plannen zijn ondertussen aangekomen vanuit het Maritiem Museum van Greenwich. De belangstelling en hulp vanuit het VK is zeer groot. Hij zou gerestaureerd worden in een nieuwe werf open voor het publiek, naast de huidige vismijn.
HLN 26 februari 2021
![]() |
KW 3 maart 2021
KW 24 april 2021
KW 2021-06-11 watson 2 ik heb echt zeemansbloed
hln 12 augustus 2021
![]() |
Voor de restauratie van Reddingboot 2 werkt Stad Nieuwpoort samen met een ploeg van enthousiaste vrijwilligers, onder leiding van Gilbert Allewerelt. Naargelang de taken die worden behandeld, wordt het werk verdeeld. Iedereen helpt waar nodig.
De uitdagingen die hen te wachten staan, zijn niet min. Het meer dan 70 jaar oude schip toont zijn leeftijd, zeker na drie decennia van inactiviteit. Elk onderdeel moet dus grondig onderzocht worden, van het houtwerk van de romp en het dek tot de vele koperen elementen die je overal aan boord terugvindt. Ook de zware motoren krijgen een volledig revisie.
De ‘Reddingboot 2’ in volle glorie herstellen is slechts één van de doelstellingen. Het schip wordt ook opnieuw vaarklaar gemaakt.
Link naar film https://youtu.be/wO5sM3m5SPo
Collage foto's opendeurdag project Watson.
Collage foto's opendeurdag project Watson E Heyde.
KW 20 augustus 2021
HLN 30 maart 2022
![]() |
HLN 22 december 2022
![]() |
HLN 26 mei 2023
![]() |
Weetjes over:
In 1946, kort na de Tweede Wereldoorlog, wil de Belgische regering de reddingsdienst aan onze kust uitrusten met nieuwe reddingsboten. Het plaats daarvoor een order bij scheepswerf Samuel White op het Britse eiland Wight.
Er wordt gekozen voor het drie exemplaren van het Watson-model, op dat moment zo wat hét standaardtype reddingsboot.
De drie identieke zusterschepen worden gebouwd, te water gelaten en in dienst genomen in 1948. De Reddingboot 1 krijgt Zeebrugge als thuishaven. In Nieuwpoort wordt gewerkt met de Reddingboot 2. Het derde vaartuig, de Reddingboot 3, komt in Oostende te liggen.
De Nieuwpoortse Watson valt onder de verantwoordelijkheid van het Loodswezenpersoneel. Zijn vaste stek is een grote metalen loods op pijlers in de Havengeul, dat in de volksmond het ‘Blekken Kot’ genoemd wordt. Deze botenschuur bevat de grote davits waaraan de reddingsboot hangt. Bij noodsituaties wordt de motor gestart en het schip wordt in één vlotte beweging naar beneden gelaten. Eens losgekoppeld kon er snel afgevaren worden.
Einde dienst
In de loop van de jaren 80 worden de drie Watson-reddingsboten uit dienst genomen en verlaten ze hun thuishaven. De Watson uit Zeebrugge kwam in Nederland terecht. De Reddingboot 3 reisde van Oostende naar Oostduinkerke waar hij tot 2002 buiten werd tentoongesteld op de site van het Nationaal Visserijmuseum.
Volgens een bruikleenovereenkomst van 16 juni 1987 gaf het Ministerie van Verkeerswezen onze Nieuwpoortse Reddingboot 2 aan de stad Antwerpen. Daar maakte het schip deel uit van de botencollectie van het Nationaal Scheepvaartmuseum, dat nu is opgegaan in het MAS.
In 1994 werd het Vlaams Gewest de nieuwe eigenaar van de Nieuwpoortse Watson, maar het vaartuig bleef wel ter plekke in het museum in Antwerpen.
Sinds 28 maart 2011 wordt de Reddingboot 2 als varend erfgoed beschermd. Zusterschip Reddingboot 3 geniet dezelfde beschermde status.
Reddingsboot gered!
In april 2018 besloot de stad Antwerpen de bruikleen stop te zetten. Wat voor Nieuwpoort de uitgelezen kans was om onze Reddingboot 2 naar de kust te laten komen. Vlaanderen wijst onze stad het eigendom toe. Op 25 oktober 2018 aanvaardde de Nieuwpoortse gemeenteraad de schenking van het schip.
Het schip keerde daarop terug naar Nieuwpoort, zijn eerste thuisbasis. In afwachting van een concreet restauratieplan kreeg Reddingboot 2 een tijdelijk onderkomen bij de K.Y.C.N. op de Kromme Hoek.
Het startschot voor de restauratie kwam er op vrijdag 26 februari 2021, toen het schip werd overgebracht naar een loods vlakbij het Kattesas. In dit geïmproviseerd droogdok wordt de komende drie jaar hard gewerkt om Reddingboot 2 in volle glorie te herstellen en opnieuw vaarklaar te maken.
geraadpleegd:
Pers HLN en KW
www-nieuwpoort.be
A
archief Luc David
Raymond Van Ael
Jacques Beun in: MDB 03/1990.
Artikel van Siegfried Depoorter “Reddingsboot Watson III” in Het Disseltje, 35-4, blz. 83-84
opmaak januari 2025